Stedenbouwkundige en architect Ronald Fukken (76) stond aan de wieg van Nieuwegein. Samen met internationaal bekende architecten en stedenbouwkundigen als Ashok Bhalotra, Abe Bonnema, Jan Hoogstad, Pietro Hammel en Jan Kuiper gaf hij de stad vorm. “Ik ben trots op Nieuwegein. Het is mijn kindje.”
Ronald Fukken woont al tientallen jaren in Haarlem, maar komt nog een enkele keer in de stad waar hij in de jaren zeventig hoofd stedenbouw was. Hij neemt dan graag gasten mee om ze de jonge gemeente te laten zien die mede aan zijn ideeën is ontsproten en die hij ‘toch een beetje als zijn levenswerk’ beschouwt.
Wat hij vandaag de dag in Nieuwegein aantreft, bevalt hem. “Niet alles is geslaagd, niet alles verdient de hoofdprijs. Maar in het algemeen vind ik Nieuwegein heel geslaagd. Het is een zeer leefbare stad geworden.”
Weilanden
Weilanden en de twee enigszins verkommerde dorpen Jutphaas en Vreeswijk. Daarmee begint het op 1 juni 1971, als Nieuwegein het levenslicht ziet. Een paar jaar eerder heeft de bekende planoloog Jan Kuiper (1907-2003) een grove schets gemaakt van de structuur van de nieuwe stad.
Een stad in een ‘Z-vorm’, die de contouren van het landschap volgt en waarvan een nieuw aan te leggen ‘stadssnelweg’ de ruggengraat vormt. Die moet het groeiende autoverkeer – steeds meer mensen kunnen zich in de jaren zestig een auto permitteren – in goede banen leiden. Om de te verwachten vervoersstromen naar en van Utrecht te kunnen verwerken is tevens een sneltramverbinding – destijds een nieuw fenomeen in Nederland – ingetekend.
Het centrum van die nieuwe stad moet precies midden tussen Jutphaas en Vreeswijk komen te liggen, zodat noch de Vreeswijkers, noch de inwoners van Jutphaas zich achtergesteld zullen voelen. De weilanden en rietlanden tussen de dorpen zullen worden volgebouwd met betaalbare eengezinswoningen om de sterk groeiende bevolking van Utrecht te huisvesten. In 1971 wonen er in Nieuwegein 13.000 mensen. Een halve eeuw later zullen dat er 64.000 zijn.
Groeikernen
Het ‘verplaatsen’ van de stadsbevolking naar nieuw te bouwen ‘groeikernen’ op enige afstand van de stad (in vaktermen: gebundelde deconcentratie) is een uitvloeisel van de tweede nota ruimtelijke ordening uit 1966. Behalve voor Nieuwegein worden zo ook plannen gemaakt voor andere ‘satellietsteden’ in de buurt van grote steden. Zoals Almere voor Amsterdam en Zoetermeer voor Den Haag.
Ik ben trots op Nieuwegein. Het is mijn kindje.
Het is overigens, vertelt Fukken, aanvankelijk helemaal niet de bedoeling om een nieuwe stad te bouwen op de plaats waar later Nieuwegein zal verrijzen. “Houten kreeg de rol van groeikern toebedeeld. Maar de eigenaar van landgoed Oudegein, jonkheer De Geer, wilde graag een groot deel van zijn landerijen verkopen voor woningbouw. Dat was voor de plannenmakers aantrekkelijk, omdat ze dan niet met afzonderlijke grondeigenaren hoefden te onderhandelen.”
Volgens Fukken (“Ik kan het niet bewijzen, maar zo is het wel gegaan”) kan de jonkheer zijn ‘lucratieve deal’ – waaraan hij naar verluidt 7 miljoen gulden (3,3 miljoen euro) verdient – erdoor drukken, omdat hij als lid van gedeputeerde staten van Utrecht invloed kan uitoefenen op de besluitvorming.

Tankgracht
“De Geer kreeg ook gedaan dat hij op een deel van het landgoed, omgeven door wat wij later ‘een tankgracht’ noemden, woningen mocht neerzetten voor zijn kinderen. Daarbuiten was een stadspark gepland. Het was niet geheel volgens de regels, maar er kraaide geen haan naar.”
En zo gebeuren in de beginjaren van Nieuwegein vaker dingen die, achteraf bezien, misschien niet helemaal pluis zijn, zegt Fukken. “De eerste burgemeester van Nieuwegein bijvoorbeeld, Frans Hermsen, voor een koopje de burgemeesterswoning. Een paar jaar later verkocht hij het huis met dikke winst. Ach, zo ging dat soms in die tijd.”
Vanaf 1971 lanceert op het gemeentehuis een enthousiaste ploeg jonge planologen, stedenbouwkundigen en architecten koortsachtig het ene na het andere bouwplan voor de nieuwe stad. Fukken: “Er moest gebouwd worden en snel ook, omdat de behoefte aan woningen zo groot was. Daarom lag de nadruk in Nieuwegein jarenlang op woningbouw en bleven voorzieningen, zoals winkelcentra, aanvankelijk wat achter. Die zijn er later natuurlijk alsnog gekomen, want Nieuwegein moest een complete stad worden met alles erop en eraan en zeker geen slaapstad.”
Visie
‘Niet mouwen maar bouwen’ is het devies, zegt Fukken. Maar wel met beleid, op basis van een visie. “Wij waren een nieuwe generatie stedenbouwkundigen die wilde afrekenen met de architectuur van de naoorlogse wederopbouw met zijn galerijflats. Wij wilden kleinschalige woningbouw, met betaalbare eengezinshuizen en een tuintje. En ja, daar hoorden woonerven bij, waar kinderen veilig konden spelen en voetgangers voorrang hadden. De woonerven zijn later veel verguisd en gelden inmiddels als achterhaald. Maar destijds waren ze vernieuwend en bovendien werden ze gewaardeerd door de bewoners.”
Er heerst op het gemeentehuis een beetje een richtingenstrijd. Een deel van de stadsplanners onder leiding van de oude planoloog Kuiper – wiens bureau het schetsplan voor Nieuwegein had gemaakt – bedelft het polderlandschap het liefst onder twee meter zand en begint daarop helemaal opnieuw.

Structuren
Anderen, waaronder Fukken, maken juist zoveel mogelijk gebruik van de bestaande landschappelijke structuren, zoals onder meer in de wijk Fokkesteeg gebeurt. “We hebben daar geen meters zand gestort, maar de grondwaterstand verlaagd en de bestaande structuren en landschappelijke elementen gevolgd. Dat geeft een veel natuurlijker beeld. Bestaande sloten zijn gehandhaafd en soms alleen verbreed om het water te kunnen opvangen. Een opstand met populieren hebben we laten staan, die is er nu nog.”
Andere wijken waar min of meer de oude landschapspatronen zijn gevolgd zijn Batau en Zuilenstein. “Een aantal oude boerderijen is daar bijvoorbeeld gehandhaafd gebleven.”
Minder geslaagd vindt Fukken de wijk Doorslag: “Dat is wat ik een hagelslagwijk noem. Alles is door elkaar gehusseld en je treft er helemaal niets meer van de oude structuren. Er zijn geen natuurlijke herkenningspunten. Daardoor kun je er moeilijk je weg vinden.”
De Zuidstedeweg is een waardige entree voor de stad.
In veel opzichten is de ontwikkeling van Nieuwegein een experiment, zegt Fukken. “We waren pioniers. Wat wij in Nieuwegein deden, was nog niet eerder gedaan. We moesten veel zelf uitvinden.” Dat trekt ambitieuze architecten en stedenbouwkundige aan die hun visie op moderne stedenbouw in Nieuwegein in praktijk willen brengen.
Zoals Abe Bonnema (1926-2001), die later het spraakmakende Fries Museum in Leeuwarden zal ontwerpen. Hij bedenkt voor Fokkesteeg een langzaamverkeerroute door de wijk, met bij het Orvelterdek een verhoogd woonniveau en daaronder ruimte voor parkeren. Fukken: “Zoiets was nog nergens vertoond.”
Zoals Pietro Hammel, die het (oude) gebouw van De Kom ontwerpt: “Echt prachtige architectuur”, vindt Fukken. “Wat, wordt het gesloopt? Nee toch?! Ze zouden er een monument van moeten maken!”
Zoals de van oorsprong Indiase architect en stedenbouwkundige Ashok Bhalotra, die later naam zal maken met de revolutionaire Amersfoortse stadswijk Kattenbroek. Bhalotra is betrokken bij het ontwerp van Zuilenstein – “een heel geslaagde wijk”- en tekent samen met Fukken het eerste ontwerp voor het stadscentrum, De Plaat geheten.

Grachtjes
Ronald Fukken: “Het idee was om op een verhoogde plaat een compact winkelcentrum met grachtjes, trappetjes, verborgen hoekjes en karakteristieke huizen te bouwen, met daaronder dan de parkeerruimte. Daarmee waren we onze tijd ver vooruit, omdat nieuwe stads- en winkelcentra toentertijd vooral als lange rechte straten werden ontworpen. Ik heb er samen met mijn zoontje, die toen aan jaar of 4 was, bij wijze van grapje nog een maquette van Lego van gemaakt. Die is toen op de voorkant van het bestemmingsplan afgedrukt.”
Maar de economie stort in en De Plaat ziet nooit het levenslicht. Fukken: “Ik denk dat we De Plaat best hadden kunnen uitvoeren, maar inmiddels waaide er een andere wind op het gemeentehuis. De grote projectontwikkelaar Wilma kreeg de vrije hand om het stadscentrum te ontwikkelen. En als je dat doet, ben je als gemeente de regie kwijt. Het moest nu allemaal zo goedkoop mogelijk. Dat is Cityplaza geworden, als het ware de gestolde economische crisis. Hoewel het, vooral door de betrokkenheid van toparchitect Jan Hoogstad, hier en daar toch nog best goed is hoor.”
Ook sneuvelt een plan om de Belgische architect Lucienne Kroll, die het ‘organische’ metrostation Alma bij Brussel ontwierp, ruimte te geven voor vernieuwende experimenten in een klein gebied ten noorden van het centrumgebied, Kavel 4 geheten. Fukken: “Dat vind ik heel jammer, want Nieuwegein had zich beter op de kaart kunnen zetten als er meer ruimte was geweest voor dit soort vernieuwingen.”
Stadsboulevard
Het zal de huidige bewoners van Nieuwegein misschien niet opvallen, maar Fukken zelf vindt de Zuidstedeweg, een van zijn eigen ideeën, erg geslaagd. Het is, zoals hem voor ogen stond, een echte stadsboulevard met allure geworden. “Mooi met die hoogbouw aan weerszijden, een waardige entree voor de stad.”
De geringe waardering die Nieuwegein al jaren ten deel valt, begrijpt hij niet goed. “Maar een paar jaar geleden gold hetzelfde voor Almere. Daar wilden mensen nog niet dood gevonden worden. Tegenwoordig is Almere heel hip.”
Volgens Fukken zal die waardering uiteindelijk ook Nieuwegein ten deel vallen. “Ik vind Nieuwegein beter geslaagd dan Almere, omdat Nieuwegein veel compacter is gebouwd en meer een echte stad is. Enkele jaren geleden heeft het stadscentrum een kwaliteitsimpuls ondergaan, met onder meer dat prachtige stadhuis van het Deense bureau 3XN. En de komende jaren wordt in het westelijk deel van het centrum gebouwd. Hoogbouw, zoals dat hoort in een stadscentrum, in hoge dichtheden. Daardoor zal een echt stedelijke atmosfeer ontstaan. Nieuwegein wordt alleen nog maar mooier en beter. Het imago van Nieuwegein zal geleidelijk veranderen. Geloof me, over een paar jaar wordt het hip om in Nieuwegein te wonen.”
